Monasticon Carmelitanum Neerlandicum

Op 10 mei 2011 werd in Boxmeer het eerste exemplaar van het Monasticon Carmelitanum Neerlandicum gepresenteerd. Het is het resultaat van een historisch project dat werd uitgevoerd door Dr. Antoine Jacobs binnen het onderzoeksprogramma ‘Christelijk Cultureel Erfgoed’ van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Het Monasticon Carmelitanum Neerlandicum is het eerste deel in de reeks Monastica Carmelitana van het Institutum Carmelitanum te Rome.

Het begrip monasticon is gevormd naar analogie van het woord lexicon. Zoals een lexicon een woordenlijst is, of eigenlijk ‘iets over woorden’ – het Griekse bijvoeglijk naamwoord leksikos betekent ‘betreffende woorden’ – zo is een monasticon dus ‘iets over kloosters’ of ‘een lijst van kloosters’. In de ruimere zin is een monasticon een monastiek lexicon. Het is een naslagwerk waarin thematisch de bronnen (archiefbescheiden, literatuur en documentatie) zijn opgenomen. Deze bronnen hebben betrekking tot de geschiedenis van een reeks kloosters, van één of meer ordes of congregaties. Een monasticon is bedoeld als werkinstrument en wegwijzer voor toekomstige onderzoekers.

De karmelieten vestigden zich in de dertiende eeuw ook in Noord-Nederland. De karmel van Haarlem ontstond volgens de overlevering in 1249, maar in elk geval vóór 1270. In de loop van de eeuwen werden meer karmelieten- en vanaf de vijftiende eeuw ook karmelietessenkloosters gesticht. Op Geldern – thans gelegen in Duitsland – na gingen zij alle in de zestiende eeuw, vooral als gevolg van de Reformatie, ten onder.

In 1653 en 1672 werden in Boxmeer vanuit Zuid-Nederland een karmelieten- en een karmelietessenklooster gesticht. De conventen van Boxmeer hadden door een speling van het lot de troebelen van de Franse Revolutie overleefd en gingen in de loop van de negentiende en twintigste eeuw een belangrijke rol spelen bij de wederopbouw van de Karmel in Noord-West-Europa en daarbuiten.

In het Monasticon Carmelitanum Neerlandicum zijn de volgende karmelietenkloosters beschreven (in chronologische volgorde):
Haarlem (vóór 1270, eerste orde); Geldern (1306, eerste orde); Woudsend (1337, eerste orde); Schoonhoven (1344, eerste orde); IJlst (1387, eerste orde); Vlissingen (1410, eerste orde); Geldern-Ten Elsen (1452, tweede orde); Haarlem (1465, tweede orde); Oudorp (1467/1468, eerste orde); Utrecht (1468, eerste orde); Rotterdam (1482, tweede orde); Boxmeer (1653, eerste orde); Boxmeer-Elzendaal (1672, tweede orde); Zenderen (1855, eerste orde); Zenderen (1889, tweede orde); Xanten-Boxmeer (1870, tweede orde); Oss (1890, eerste orde); Hoogeveen (1905, eerste orde); Aalsmeer (1920, eerste orde); Oldenzaal (1923, eerste orde); Merkelbeek (1923, eerste orde); Mainz (1923, eerste orde); Nijmegen (1927, eerste orde); Heerlen (1928, tweede orde).

Ieder klooster wordt systematisch beschreven in zes paragrafen met subparagrafen, waarbij de nadruk ligt op de verwijzing naar archieven en literatuur:

1. Naam en ligging
2. Geschiedenis en betekenis van het klooster
3. Archief en bibliotheek
4. Gebouwen, kunstvoorwerpen en andere bezittingen
5. Personen
6. Bronnen

Het karmelmonasticon wordt besloten met lijsten van de priors-generaal en priors-provinciaal, een cumulatieve literatuurlijst en indices.

Het Monasticon Carmelitanum Neerlandicum is bij het Nederlands Carmelitaans Instituut verkrijgbaar voor € 37,50 excl. verzendkosten. U kunt hiervoor contact opnemen via het e-mailadres van het NCI: nci@karmel.nl.